Baku binnenrijden zonder Nazim te bezoeken, was gewoon not done. Bovendien was het ook super handig want hij kende alle boeiende adresjes. Het was altijd een culinair feestje om ons te laten verwennen in een Azeri restaurant. Toast met kaviaar en brochettes van steur met een soort ketchup van granaatappel, het was in één woord heerlijk. We hadden jammer genoeg niet de luxe, noch de tijd om ons verblijf in Baku te rekken.
Niet veel later hield de Rabotta
(onze motor) het weer voor bekeken. Na veel geknal en gestotter was er geen
beweging meer in te krijgen. Daar stonden we dan. Een boer op een bizarre
antieke driewieltractor stopte en probeerde op zijn beurt onze motor weer aan
de praat te krijgen. Na enkele pogingen hield hij het voor bekeken en draaide er
twee bougies uit die van twee verschillende types bleken te zijn. Als bij
wonder toverde hij een andere bougie uit zijn zak. Nadat hij die gemonteerd had,
startte Rabotta alsof er nooit iets gebeurd was. Niet veel verder liep het weer
mis: dit keer kregen we een lekke band. Gelukkig had de Rabotta een reservewiel
en vonden we zelfs een Engelse sleutel om het te vervangen. Het had wel een andere
diameter, maar dat bleek veel beter, het sturen verliep plots een stuk
soepeler.
We tuften ontspannen onder de onverbiddelijke woestijnzon verder. Af en toe moesten we om een paar dromedarissen heen, maar verder verliep de tocht vlotjes. We stopten aan een Caravanserai voor thee en plov (een typisch Aziatisch rijstgerecht). Zowel Joost als ik waren verbrand door de zon. Om een zonneslag te vermijden wikkelde Joost een t-shirt rond zijn hoofd en ik zette een muts op voor we weer verder reden. Omdat de Rabotta niet echt de snelste van de klas was, raakten we niet meer tot in Ashgabat. We stopten in een dorpje waar ik aan een local vroeg waar we een hotel konden vinden ( gastinitze yest?) De local, een oudere man gekleed in een chapan (een lange jas zonder knopen) en een doppa (een typische vierhoekige muts) op zijn hoofd, enkele gouden tanden, een puntbaard en een dolk rond zijn nek, leidde ons naar een laag modderstenen gebouwtje, dat blijkbaar als hotel dienst deed. De kamer die ons toegewezen werd zag er erbarmelijk uit, maar daar trokken we ons niet teveel van aan. Ik wilde me na die woestijnrit gewoon even douchen. Dat deed ik in de goorste douchecabine die je je kan voorstellen. Behalve het zielige straaltje lauw water dat zich uit de doucheknop perste, waren het vooral de massa krioelende kakkerklakken die ik minder prettig vond. Maar het weerhield ons niet om die nacht in een diepe slaap te verzinken.
’s Ochtends kregen we thee en brood en betaalden we onze overnachting. Maar er wachtte ons nog een verrassing. Goudtand had onze Rabotta aan de ketting gelegd. En wat we ook probeerden, de ketting ging er pas af als we nog eens diep in onze zakken tastten en extra betaalden. Het is best wel opletten geblazen op de zijderoute. Lokale handelaars probeerden onwetende reizigers voortdurend af te zetten. Het ging ook zo tijdens de tankbeurten. Turkmenistan bulkt van de petroleum, benzine en gas hoorden er dus goedkoop te zijn. Maar niet voor ons, we betaalden ons blauw aan benzine uit vaten en jerrycans die onderweg werden aangeboden. Het was een beetje een dubbele moraal. Want de gewone moslim deed echt alles om het ons hier naar onze zin te maken. Voor hen waren twee onverwachte reizigers een geschenk van Allah. Iets wat we diezelfde avond nog mochten ondervinden. Toen we in the middle of nowhere stopten om een plaats te vinden om te overnachten, stelde ik aan een super magere local mijn standaard overnachtingsvraag: gastinitze yest? Een vrij idiote vraag, want we zagen slechts twee moderhuizen in de wijde omtrek. De magere local leidde ons naar modderhuis één en nodigde ons uit om binnen te gaan. We mochten op de grond gaan zitten en mevrouw bood ons thee aan. Ze zette ook een grote schaal gedroogde vruchten en noten neer. Ik wilde haar uitbundig bedanken, maar rekening houdend met hun cultuur hield ik het bij een knikje. Zijn vrouw aanspreken of zelfs aankijken zou, zeker toen nog, een belediging geweest zijn. Later werden er matjes uitgerold waarop we konden slapen. Onze verbazing was groot toen de man vervolgens zijn deur begon uit te breken omdat hij vond dat de Rabotta ook binnen hoorde. Er waren mogelijk bandieten en het was absoluut zijn privilege om ons, twee geschenken van Allah zelf, te beschermen, onze bezittingen incluis. Die nacht sliep ik weer als een roos, in de zaligmakende wetenschap dat Allah het zo voor ons had voorbestemd. Inshallah!
© TEKST: AKÉ JACOBS, FOTO’S : JOOST VYNCKE & AKÉ JACOBS 2024
Geen opmerkingen