Na heerlijk - op de grond - geslapen te hebben, kregen we ontbijt,
om vervolgens Rabotta terug doorheen de muur naar buiten te wringen en onze weg naar Ashgabat te vervolgen. We reden lange tijd langs
een gigantisch gebergte, de Nebet Dag, die de natuurlijke grens vormt met Iran.
We passeerden ook een aantal stoffige dorpen met mooie namen zoals Balkanabat, Kum
Dag of Bereket, leuke plekken om te stoppen en even onze benen te strekken, te
tanken of thee te drinken.
Verder hadden we te maken met een aanhoudende,
uitzichtloze, en vooral snikhete woestijn. In Mad-Maxstijl knalden we Ashgabat
binnen en stopten we bij de eerste ‘apteka’ (apotheek) die we zagen. Joost liep
naar binnen en scoorde vooral zalfjes tegen de zonnebrandwonden die we tijdens de rit opliepen. Later belde ik vanuit ons hotelkamertje Inve op (mijn Belgische klant)
en Boris, mijn nieuwe collega. Mijn vorige collega, Sary Bay, was niet meer
komen opdagen. Deze nomadenzoon met 3000 jaar verhuiscultuur had nooit kunnen
plaatsen dat ik het in mijn hoofd haalde om die verwende Amerikaanse
kapitalisten te helpen verhuizen. Dat ze het zelf doen, was zijn mening. Boris,
een vinnige Armeniër met zakelijke ambities, keek er iets opportunistischer
tegenaan. Zolang het geld opbracht zag hij geen probleem. Ik vraag me nog altijd af wat hij dacht toen Joost en ik uit
de woestijn kwamen opdagen met een oude Soviet side-car. ’Decadent’, vermoed
ik, maar dat liet hij niet blijken. De Belgische vrienden van Inve daarentegen,
vonden het hilarisch en we moesten ‘s avonds tijdens het eten alles in geuren
en kleuren vertellen.
De volgende dag verlieten we Ashgabat al, richting Tashkent. We hadden op
z’n best een kleine 1500 km zijderoute voor de boeg. We zouden via prachtige oasesteden zoals Buchara en Samarkand rijden, maar
ik maakte me een beetje zorgen over de gigantische Amu Darya rivier die we
moesten oversteken. Er was geen brug, enkel een systeem van vlotten die met kabels
aan elkaar gesjord werden.’Problem njet’ had een truck driver me ooit gezegd.
Dus dan lukt het ons ook wel, dacht ik. We reden terug de woestijn in op een
lange, monotone weg. Af en toe werden we voorbijgestoken door een aftandse
Kamaz (truck), hier en daar zagen we restanten van oude gebouwen, sporen van caravanserais
of andere nederzettingen.
Maar de meest impressionante ruïnes zagen we vooral
toen we Merv, ooit een belangrijke handelsstad, doorreden. Interessant is dat we
de hele tijd een historisch traject volgden, dat o.a. omwille van de Sovjet situatie, decennia lang volledig geïsoleerd en vergeten was. Al bij al leverde
het sensationele, maar tegelijkertijd soms ook wat trieste decors op. Ik probeerde, achterover geleund in het bakje van de sidecar, me de
vroegere drukte en kleurrijke karavaans met bepakte kamelen en ezels voor te
stellen. Nu was het aan mij om vrachtwagens met goederen voor voornamelijk
Amerikaanse ambassades de zijderoute te laten trotseren. Die nacht sliepen we
weer in een klein, stoffig hotelletje. Morgen zouden we hoe dan ook de enorme
rivier, de Amu Darya, moeten oversteken. De grootste uitdaging van het hele traject...
© TEKST: AKÉ JACOBS, FOTO’S : JOOST VYNCKE & AKÉ JACOBS 2024
Geen opmerkingen